Van graan tot broodTerug naar thema overzicht >
Doorheen de geschiedenis heeft brood een ware transformatie ondergaan. Van in de oertijd, waar het slechts harde ronde koeken waren tot in de 21ste eeuw, waarin een ruime verscheidenheid aan brood beschikbaar is, heeft het brood zich kunnen ontwikkelen.
Oertijd
Reeds in de oertijd werden granen geconsumeerd. De mannen gingen dan jagen op dieren, terwijl de vrouwen wortels, knollen en ook zaden verzamelden. Men kauwde op de rauwe granen en merkte dat ze na een tijdje zacht werden in de mond.
Later werd het graan met een steen geplet en met water tot een papje gevormd. Naast water konden er ook andere vloeistoffen gebruikt worden, zoals dierenbloed, wat voedzamer was. Het resulterende papje werd dan in een ronde vorm gebracht en gebakken in de zon of op hete as.
Dit primitieve brood bleef zacht zolang het warm was, maar werd heel hard van zodra het brood afkoelde. De broodkoeken hadden vaak een gat in het midden, zodat ze konden worden opgehangen aan takken en struiken. Op deze manier hing het voedsel buiten bereik van knaagdieren.
Egyptenaren
Bij de Egyptenaren (4000 v.C.) werd brood vaak als betaalmiddel gebruikt. Dit volk ontdekte ook het gebruik van zuurdesem, wat een langer bewaarbaar brood als resultaat heeft.
Wist je dat...
... de Egyptenaren zuurdesem hebben ontdekt.
Het verhaal gaat dat een Egyptische slaaf, verantwoordelijk voor het dagelijks bereiden van brood, op een dag merkte dat hij een restje broodpap van de vorige dag over had. Het restje broodpap was zuur geworden, maar de slaaf wilde voorkomen dat iemand dit merkte en mengde het restje onder het verse deeg. De broden die van dit mengsel gemaakt werden, waren veel luchtiger en smakelijker dan de vorige broden en hij kreeg veel complimenten. Voortaan gebruikte de slaaf elke dag een restje broodpap van de vorige dag, om opnieuw smakelijk brood te kunnen maken. Dit zuur geworden deeg kennen we vandaag als zuurdesem. Zuurdesem is een mengsel van bloem en water dat spontaan zal fermenteren of vergisten na een bepaalde tijd door de aanwezigheid van melkzuurbacteriën en gisten.